Initiative citoyenne et étudiante, le Parlement Jeunesse propose quatre débats de société à des jeunes de 17 à 26 ans. Une centaine d’entre eux, issus d’horizons variés, se glissent chaque année, durant les vacances de Carnaval, dans la peau d’un vrai député de la Communauté française. Rassemblés dans l’enceinte du Parlement, leurs discussions véhiculent les idées qu’ils portent en eux. C’est donc une véritable expérience d’expression citoyenne et de rencontres d’autres idées et personnes qui se vit durant six jours d’activité intense. Parmi les organisateurs, quatre d’entre eux ont eu la tâche de rédiger un décret, qui sera la base de toutes les discussions de la semaine.
En voici deux.

L’accroissement considérable des véhicules en circulation sur la planète conduit les organisations écologiques et citoyennes à pousser de sérieux cris d’alarme. Les experts jugent la situation climatique de plus en plus préoccupante quant à l’avenir de la Terre. Responsables du réchauffement climatique, les émissions de gaz à effet de serre proviendraient, selon les écologistes, pour près de 40% du secteur des transports.
Mais les pouvoirs politiques prennent actuellement conscience des dommages que peut engendrer la circulation automobile – souvent excessive – au sein des villes. La présence de la voiture en ville serait responsable de nombreuses nuisances, tant pour la santé de ses habitants que pour l’environnement et l’architecture monumentale. Dans les agglomérations touchées par une trop forte concentration de véhicules, les autorités ont tantôt aménagé l’espace de manière à entraver la circulation citadine, tantôt imposé des systèmes de péages à l’entrée des villes, tantôt joué la carte de la promotion des transports en commun et de la mobilité douce. D’un point de vue économique aussi, des voix s’élèvent chaque jour davantage pour dénoncer les effets négatifs de l’encombrement de véhicules et des problèmes de circulation sur les axes routiers disposés autour des grands centres urbains, rendant difficile l’entrée des automobiles dans ces moteurs économiques de leur région.
Le présent décret vise à apporter des solutions pour que la mobilité future soit respectueuse de l’environnement et de son utilisateur. Il se développe autour de trois axes principaux. Premièrement, il instaure une barrière électronique à l’entrée des grandes agglomérations. Cette barrière se veut dissuasive : elle inflige notamment un coût à chaque passage du véhicule sans toutefois enfreindre la liberté de mouvement des utilisateurs du réseau routier. Deuxièmement, le décret dote le pourtour de cette barrière urbaine de nombreuses gares de mobilité. Ces infrastructures sont de nouveaux nœuds de communication visant à parfaire la mobilité des voyageurs vers le cœur de leur ville. L’entrée dans la ville peut s’effectuer au moyen d’un réseau renforcé de transports en commun et de mobilité douce agencé à cet effet. Un vaste parking est dès lors relié à tous les types de transport en commun adaptés à la ville concernée.
Les évaluations auront pour objectif de mesurer les effets bénéfiques escomptés par les nouvelles normes. Ainsi, le décret proposera une solution étudiée aux problèmes de mobilité urbaine, dans le but d’un plus grand respect de la mobilité, de l’homme et de son environnement au sens large.
Jean-Yves Pirenne
Ministre-Président et ministre de la Mobilité et de la Politique des grandes villes

Talrijke nationale of Europese onderzoeken op het gebied van onderwijs komen tot dezelfde vaststelling : ons land blijkt één van de meest inefficiënte en elitaire onderwijssystemen van Europa te hebben. Verschillende factoren kunnen naar voren worden gebracht om deze situatie te verklaren. Ten eerste vormt het onderwijs tegenwoordig een echte “onderwijsmarkt” waarin ouders en schooldirecties gaan shoppen. Ten tweede richt de organisatie in onderwijsnetten – katholiek en officieel onderwijs – meer kwaad dan goed aan. Ten derde bestaat er vandaag de dag een watervalsysteem tussen de studierichtingen : een leerling die in het algemeen onderwijs zakt wordt meer dan waarschijnlijk geheroriënteerd naar het technisch onderwijs en vervolgens naar het beroepsonderwijs. Ten slotte heerst er bij ons een echte cultuur van het “blijven zitten” : 60% van de leerlingen sluit de humaniora af met één of meer jaren achterstand.
De grondgedachte van het ontwerp van decreet is het harmonisch verenigen van wat men gewoonlijk tegenover elkaar stelt, namelijk efficiëntie en rechtvaardigheid, massaonderwijs en eliteonderwijs. Ten eerste moet de onderwijsmarkt beregeld worden. Het ontwerp van decreet voert een regeling van de inschrijvingen in naargelang van de woonplaats en het inkomen. Ten tweede fusioneert het decreet de onderwijsnetten waardoor de ongelijkheidsbevorderende mechanismen van de onderwijsmarkt verzwakt kunnen worden. In dit opzicht is het belangrijk erop te wijzen dat religie maar voor 4,7% van de inschrijvingen een rol speelt. De kwaliteit en de nabijheid van de school zijn dus de doorslaggevende elementen. Ten derde stelt het ontwerp van decreet een verlenging van het gemeenschappelijke basisprogramma voor, dat wil zeggen een algemeen vormend en polytechnisch onderwijs voor alle leerlingen van 6 tot 16 jaar. Pas na deze basis zullen de leerlingen georiënteerd worden naar één van de drie studierichtingen (algemeen onderwijs, technisch onderwijs, beroepsonderwijs). Om ervoor te zorgen dat minder leerlingen een jaar verliezen, stelt het ontwerp van decreet ten slotte voor om zo weinig mogelijk gebruik te maken van de mogelijkheid om een jaar te laten overdoen. Om te vermijden dat jongeren de school verlaten zonder diploma (schooluitval) wordt het aantal leerlingen per klas beperkt tot 20. Bovendien zullen ze – zoals in Finland – remediëringslessen krijgen.
Zulke oplossingen, die slechts geleidelijk in de praktijk zullen worden gebracht, zijn al in andere landen toegepast en hebben hun efficiëntie bewezen. Dit ontwerp van decreet heeft geen nivellering naar beneden ten doel, maar integendeel een nivellering naar boven. Bovendien zijn evaluaties van de hervorming gepland.
“Er is geen vrijheid voor de onwetende”, zei Condorcet. “Wanneer een school wordt geopend, wordt een gevangenis gesloten”, aldus Victor Hugo. Zoals deze twee citaten suggereren, moet het onderwijs de prioriteit zijn van de regering.
Florent Verstraeten (traduction Roland Lousberg)
minister van Onderwijs
| De 12de editie van het Jeugdparlement van de Franse Gemeenschap vindt plaats van 3 tot en met 8 februari 2008. Contacts : tel. 0496.94.62.84, website www.parlementjeunesse.be |